10 augustus 2022

Bestuursdwang

-  blog  -

De last onder bestuursdwang.
 
De last onder bestuursdwang is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding (art. 5:2 Awb).
 
De last onder bestuursdwang is dus gericht op het herstel van de rechtsorde (herstelsanctie). Dit wordt bereikt door het geven van een last, oftewel geboden gelegenheid, om aan een geconstateerde overtreding een einde te maken (art. 5:21, eerste lid, Awb). Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, bestaat voor het bestuursorgaan de bevoegdheid om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen (art. 5:21, tweede lid, Awb). 
 
De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregel (wat er gedaan moet worden om de overtreding op te heffen) en vermeldt de termijn waarbinnen dit moet gebeuren, de zogenaamde begunstigingstermijn (art 5:24, eerste en tweede lid, Awb). De last onder bestuursdwang wordt bekendgemaakt aan de overtreder, de rechthebbende van de zaak waarop de last betrekken heeft (eigenaar, huurder of pachter) en de aanvrager (art. 5:24, derde lid, Awb). 
 
Wanneer de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd en vervolgens bestuursdwang wordt toegepast, dan geschiedt de toepassing daarvan in de regel op kosten van de overtreder (art. 5:25, eerste lid, Awb). Kostenverhaal is niet mogelijk als dit niet van tevoren is aangezegd in de last (art. 5:25, tweede lid, Awb). Tot de kosten van bestuursdwang behoren de kosten van voorbereiding en uitvoering van bestuursdwang, zover die zijn gemaakt na het verstrijken van de begunstigingstermijn (art. 5:25, derde lid, Awb). 
 
Om bestuursdwang toe te passen, hebben de door het bestuursorgaan aangewezen personen toegang tot elke plaats. Voor het betreden van een woning – zonder toestemming van de bewoner – is dan wel een machtiging nodig op grond van de Algemene wet op het binnentreden (art. 5:27, eerste en tweede lid, Awb). De sterke arm (politie) kan ingeschakeld worden om de toezichthouders te vergezellen. 
 
Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan (art. 5:29, eerste lid, Awb). Hiervan dient een proces-verbaal opgemaakt te worden, die verstrekt wordt aan degene die de zaken onder zijn beheer had (art. 5:29, tweede lid, Awb). Het bestuursorgaan draag zorg voor de opslag van de meegevoerde zaken en kan teruggave opschorten totdat de bestuursdwangkosten door de overtreder zijn betaald, ook wel retentierecht genoemd (art. 5:29, derde en vierde lid, Awb). Indien de rechthebbende van de meegevoerde zaken niet tevens overtreder is, kan het bestuursorgaan de teruggave opschorten totdat de kosten van bewaring zijn voldaan (art. 5:29, vijfde lid, Awb). 
 
Indien een meegevoerde en opgeslagen zaak niet binnen dertien weken kan worden teruggegeven, dan kan het bestuursorgaan de zaak verkopen, weggeven of vernietigen (art. 5:30, eerste lid, Awb). Het bestuursorgaan kan hiertoe eerder overgaan indien de kosten voor bewaring onevenredig hoog worden in verhouding tot de eventuele verkoopopbrengst (art. 5:30, tweede lid, Awb). Dit kan echter pas nadat twee weken zijn verstreken na het verstrekken van een proces-verbaal aan degene die de zaken onder zijn beheer had (art. 5:30, derde lid, Awb). De eigenaar van de zaak heeft gedurende drie jaar na de verkoop recht op de opbrengst van de zaak. Dit na aftrek van de verschuldigde bestuursdwangkosten (art. 5:30, vierde lid, Awb). 
 
In spoedeisende gevallen kan het bestuursorgaan direct optreden en een last en begunstigingstermijn achterwege laten. Het bestuursorgaan heeft dan de mogelijkheid om na het bekendmaken van het besluit direct (zonder last en begunstigingstermijn) over te gaan tot het toepassen van bestuursdwang, ook wel spoed bestuursdwang genoemd (art. 5:31, eerste lid, Awb). In zeer spoedeisende gevallen is er zelfs geen tijd om een besluit voor te bereiden en kan eerst feitelijk worden opgetreden (bestuursdwang worden toegepast) en volgt daarna pas de schriftelijke besluitfase, ook wel superspoed bestuursdwang genoemd (art. 5:31, tweede lid, Awb). Hiervan wordt slechts terughoudend gebruikgemaakt. Vaak is er namelijk wel de mogelijkheid om de overtreder enkele dagen of zelfs enkele uren te bieden om zelf een einde te maken aan de overtreding. 
De last onder bestuursdwang.
 
De last onder bestuursdwang is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding (art. 5:2 Awb).
 
De last onder bestuursdwang is dus gericht op het herstel van de rechtsorde (herstelsanctie). Dit wordt bereikt door het geven van een last, oftewel geboden gelegenheid, om aan een geconstateerde overtreding een einde te maken (art. 5:21, eerste lid, Awb). Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, bestaat voor het bestuursorgaan de bevoegdheid om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen (art. 5:21, tweede lid, Awb). 
 
De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregel (wat er gedaan moet worden om de overtreding op te heffen) en vermeldt de termijn waarbinnen dit moet gebeuren, de zogenaamde begunstigingstermijn (art 5:24, eerste en tweede lid, Awb). De last onder bestuursdwang wordt bekendgemaakt aan de overtreder, de rechthebbende van de zaak waarop de last betrekken heeft (eigenaar, huurder of pachter) en de aanvrager (art. 5:24, derde lid, Awb). 
 
Wanneer de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd en vervolgens bestuursdwang wordt toegepast, dan geschiedt de toepassing daarvan in de regel op kosten van de overtreder (art. 5:25, eerste lid, Awb). Kostenverhaal is niet mogelijk als dit niet van tevoren is aangezegd in de last (art. 5:25, tweede lid, Awb). Tot de kosten van bestuursdwang behoren de kosten van voorbereiding en uitvoering van bestuursdwang, zover die zijn gemaakt na het verstrijken van de begunstigingstermijn (art. 5:25, derde lid, Awb). 
 
Om bestuursdwang toe te passen, hebben de door het bestuursorgaan aangewezen personen toegang tot elke plaats. Voor het betreden van een woning – zonder toestemming van de bewoner – is dan wel een machtiging nodig op grond van de Algemene wet op het binnentreden (art. 5:27, eerste en tweede lid, Awb). De sterke arm (politie) kan ingeschakeld worden om de toezichthouders te vergezellen. 
 
Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan (art. 5:29, eerste lid, Awb). Hiervan dient een proces-verbaal opgemaakt te worden, die verstrekt wordt aan degene die de zaken onder zijn beheer had (art. 5:29, tweede lid, Awb). Het bestuursorgaan draag zorg voor de opslag van de meegevoerde zaken en kan teruggave opschorten totdat de bestuursdwangkosten door de overtreder zijn betaald, ook wel retentierecht genoemd (art. 5:29, derde en vierde lid, Awb). Indien de rechthebbende van de meegevoerde zaken niet tevens overtreder is, kan het bestuursorgaan de teruggave opschorten totdat de kosten van bewaring zijn voldaan (art. 5:29, vijfde lid, Awb). 
 
Indien een meegevoerde en opgeslagen zaak niet binnen dertien weken kan worden teruggegeven, dan kan het bestuursorgaan de zaak verkopen, weggeven of vernietigen (art. 5:30, eerste lid, Awb). Het bestuursorgaan kan hiertoe eerder overgaan indien de kosten voor bewaring onevenredig hoog worden in verhouding tot de eventuele verkoopopbrengst (art. 5:30, tweede lid, Awb). Dit kan echter pas nadat twee weken zijn verstreken na het verstrekken van een proces-verbaal aan degene die de zaken onder zijn beheer had (art. 5:30, derde lid, Awb). De eigenaar van de zaak heeft gedurende drie jaar na de verkoop recht op de opbrengst van de zaak. Dit na aftrek van de verschuldigde bestuursdwangkosten (art. 5:30, vierde lid, Awb). 
 
In spoedeisende gevallen kan het bestuursorgaan direct optreden en een last en begunstigingstermijn achterwege laten. Het bestuursorgaan heeft dan de mogelijkheid om na het bekendmaken van het besluit direct (zonder last en begunstigingstermijn) over te gaan tot het toepassen van bestuursdwang, ook wel spoed bestuursdwang genoemd (art. 5:31, eerste lid, Awb). In zeer spoedeisende gevallen is er zelfs geen tijd om een besluit voor te bereiden en kan eerst feitelijk worden opgetreden (bestuursdwang worden toegepast) en volgt daarna pas de schriftelijke besluitfase, ook wel superspoed bestuursdwang genoemd (art. 5:31, tweede lid, Awb). Hiervan wordt slechts terughoudend gebruikgemaakt. Vaak is er namelijk wel de mogelijkheid om de overtreder enkele dagen of zelfs enkele uren te bieden om zelf een einde te maken aan de overtreding.