17 september 2022

Dwangsom

-  blog  -

De last onder dwangsom.
 
De last onder dwangsom is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding (art. 5:2 Awb).
 
De last onder dwangsom is dus gericht op het herstel van de rechtsorde (herstelsanctie). Dit wordt bereikt door het geven van een last, oftewel bevel/opdracht, om aan een geconstateerde overtreding een einde te maken (art. 5:31d, onder a, Awb). Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, bestaat de verplichting tot het betalen van een geldsom, de zogenaamde dwangsom (art. 5:31d, onder b, Awb). 
 
Een last onder dwangsom kan worden opgelegd zodra het bestuursorgaan bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen (art. 5:32, eerste lid, Awb). Het betreft dus een afgeleide bevoegdheid. Voor een last onder dwangsom wordt niet gekozen indien het met handhaven te dienen belang zich daartegen verzet, bijvoorbeeld in geval van direct gevaar voor mens en milieu. Daarvoor leent het directe karakter van een last onder bestuursdwang zich namelijk beter (art. 5:32, tweede lid, Awb). 
 
De last onder dwangsom omschrijft, net zoals de last onder bestuursdwang, de te nemen herstelmaatregelen (art. 5:32a, eerste lid, Awb). Ook dient de last onder dwangsom een termijn te bevatten waarbinnen de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd, de zogenaamde begunstigingstermijn (art. 5:32a, tweede lid, Awb). Indien de last is gericht op het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan is het niet noodzakelijk om een begunstigingstermijn te bieden. 
 
Verder is van belang dat een last onder dwangsom alleen maar kan worden opgelegd aan de overtreder. Deze overtreder moet het vervolgens ook in zijn macht hebben om aan de last (bevel/opdracht) te voldoen. Is dat namelijk niet het geval, dan wordt de dwangsom een verkapte boete, wat niet de bedoeling is van een herstelsanctie. 
 
Het bestuursorgaan kan de dwangsom op een drietal modaliteiten vaststellen, namelijk een dwangsom ineens, een dwangsom per tijdseenheid (bijvoorbeeld per week of per maand) of een dwangsom per geconstateerde overtreding van de last (art. 5:32b, eerste lid, Awb). Bij de laatste twee modaliteiten is het bestuursorgaan verplicht om een maximum bedrag vast te stellen waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd (art. 5:32b, tweede lid, Awb). De hoogte van de dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de ernst van de overtreding, dus niet te hoog máár ook zeker niet te laag (art. 5:32b, derde lid, Awb). Een dwangsom is automatisch verschuldigd wanneer niet binnen de begunstigingstermijn aan de last is voldaan. Vanaf dat moment heeft de overtreder zes weken de tijd om de dwangsom aan het bestuursorgaan te betalen (art. 5:33 Awb). 
 
Een last onder dwangsom heeft geen maximale geldigheidsduur. Daarom bestaat voor de overtreder de mogelijkheid om in geval van overmacht of andere onmogelijkheid het bestuursorgaan te verzoeken om de last in te trekken of de begunstigingstermijn te verlengen (art. 5:34, eerste lid, Awb). Ook bestaat er voor de overtreder de mogelijkheid om het bestuursorgaan te verzoeken om de last in te trekken wanneer deze een jaar van kracht is geweest, en is nageleefd. Dit om te voorkomen dat de last als een ‘zwaard van Damocles’ boven zijn hoofd blijft hangen (art. 5:34, tweede lid, Awb).